Dit is waar de schoenenbranche vijf jaar na Rana Plaza staat [analyse]
Sinds het instorten van kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh – met 1138 doden en 2500 gewonden de dodelijkste ramp ooit in de textielindustrie – is maatschappelijk verantwoord ondernemen een ‘hot topic’ voor de (inter)nationale modebranche. In mei 2013 ging het Bangladesh Akkoord van start, een juridisch bindend convenant om de brand- en bouwveiligheid in kledingfabrieken in het Aziatische land te verbeteren. Hiervoor werken kledingmerken, internationale en Bengaalse vakbonden en NGO’s met elkaar samen. Een greep uit de resultaten tot nu toe: 84 procent van de geïdentificeerde problemen in de fabrieken is aangepakt, 142 fabrieken hebben alle benodigde verbeteringen doorgevoerd, er zijn 1.062 veiligheidscomités opgeleid.
Nationaal convenant
In Nederland hebben meer dan 65 modebedrijven zich inmiddels aangesloten bij het in juli 2016 gelanceerde convenant Duurzame Kleding & Textiel. Samen met vakbonden, brancheorganisaties, non-profitorganisaties en de overheid zetten zij zich in voor verduurzaming van de keten. In tegenstelling tot het Bangladesh Akkoord is dit convenant niet bindend. “Het gaat om richtlijnen, geen concrete doelen, en structurele lokale controle ontbreekt”, zegt Tara Scally, woordvoerder van de Schone Kleren Campagne (SKC). De deelnemende modebedrijven zijn verplicht om (eventuele) misstanden in hun productieketen in kaart te brengen en op basis daarvan een verbeterplan op te stellen. Scally: “Uit het eerste jaarrapport blijkt dat slechts 17 procent van de bedrijven dat daadwerkelijk heeft gedaan. Het gaat om vrijwillige inspanningen, er zijn geen juridische consequenties als ze het niet doen.”
Vergelijkbare omstandigheden
Uit onderzoek van partnerorganisaties van de SKC blijkt dat de schoenenbranche vergelijkbare werkomstandigheden kent. “Ook in deze branche worden de levertijden korter en staan de marges onder druk. Het gaat er vooral om hoe er zo snel en goedkoop mogelijk geproduceerd kan worden”, zegt Scally. “Onder het Bangladesh Veiligheidsakkoord zijn de afgelopen jaren veel punten verbeterd in de Bengaalse kledingfabrieken. Voor de internationale schoenenindustrie ontbreekt zo’n constructie. En wij mogen kritisch zijn op het textielconvenant; de Nederlandse schoenensector heeft dát zelfs niet.” De resultaten van Rank A Brand wijzen eveneens op een achterstand als het om het verduurzamen van de sector gaat. De onafhankelijke merkenvergelijker beoordeelt bedrijven op hun beleid ten opzichte van klimaatverandering (reductie of compensatie van CO2-emissies) en milieuvervuiling en hun Code of Conduct. Van de 56 beoordeelde schoenenmerken scoren er slechts twee een C-label: Birkenstock en Ethletic. Dat betekent zoveel als ‘redelijk op weg, maar kan beter’. Hogere scores worden er niet behaald. Met 1 A-label (‘Topmerk’), 10 B-labels (‘Goed op weg’) en 4 C-labels is de lijst van duurzame kledingmerken beduidend langer.
Gebrek aan transparantie
Toch is die conclusie wat kort door de bocht, stelt Femke den Hartog, beleidsadviseur MVO bij brancheorganisatie Inretail. “Rank A Brand geeft geen volledig beeld; de organisatie beoordeelt alleen schoenenbedrijven die inzicht in hun supply chain geven. De lage scores zijn dus deels te verklaren door een gebrek aan transparantie. Of de schoenenbranche daadwerkelijk achterloopt als het om MVO gaat, is heel moeilijk te zeggen. Bovendien wisselt het sterk per bedrijf. Grote spelers als Nike of Adidas hoef je niets te vertellen als het om duurzaamheid gaat – die zijn voorloper in hun eigen én andere sectoren.” Wel heeft het onderwerp in de modebranche meer (media)aandacht gekregen. Den Hartog: “Maar in de schoenenwereld wordt er ook over gesproken. In 2015 heeft Inretail samen met de VGS (Grootwinkelbedrijf Schoenen, red.) een aantal bijeenkomsten georganiseerd om tot verdere verduurzaming van de schoenenketen te komen. Datzelfde jaar zette de faillissementsgolf de sector volledig op zijn kop en was het moment er niet om door te pakken. We hebben toen besloten eerst in te zetten op het convenant Duurzame Kleding & Textiel. Nu merken we dat ook in de schoenensector de tijd rijp is voor concrete stappen.” Begin april is het onderwerp in de Tweede Kamer besproken. Kamerlid Isabelle Diks (Groenlinks) diende op 4 april 2018 een motie in, waarin ze de regering verzocht meer druk uit te oefenen op het deel van de kleding- en textielsector, dus ook de schoenenhandel, dat nog niet bij het convenant is aangesloten.
Certificering
Retailer Thijs Smeets van Smeets Loopcomfort in Sittard kan zo’n initiatief alleen maar toejuichen. Het liefst zou hij nog een stap verder gaan. De ondernemer pleit voor een speciale Iso-normering (een internationaal geldend kwaliteitssysteem, red.) voor schoenmerken, gericht op duurzaamheid en MVO. “Nu moet ik er maar op vertrouwen dat mijn leveranciers de waarheid spreken als ik ze naar de productieomstandigheden of gebruikte grondstoffen vraag. Terwijl ik dan zou kunnen zeggen: oké, laat het certificaat maar zien.” Gebrek aan transparantie is een groot probleem in de sector, onderschrijft ook Den Hartog. Voor retailers ligt hier een belangrijke rol. Zij kunnen het onderwerp bij hun leveranciers op de agenda zetten door vragen te stellen. Wat is de herkomst van de grondstoffen? Waar en onder welke omstandigheden zijn de schoenen gemaakt? Verdienen de medewerkers van de fabriek een leefbaar loon? En: kan de leverancier dit ook aantonen? Onder winkeliers is de wil om iets te veranderen er in elk geval, zegt Den Hartog. “Dat merkte ik aan de bezorgde telefoontjes die ik kreeg na het item van televisieprogramma ‘Radar’ (over de arbeidsomstandigheden in een schoenenfabriek in Bosnië-Herzegovina, red.).”
‘Made in Europe’
Aanleiding voor de uitzending was een rapport van de Clean Clothes Campaign, waarin de Europese schoenenproductie onder de loep werd genomen. Bij een ‘Made in Europe’-stempel denken consumenten al gauw dat het met de arbeidsomstandigheden wel snor zit. Uit het rapport bleek echter dat dit niet per definitie het geval is. De onderzoekers spraken met 179 werknemers uit twaalf fabrieken, gevestigd in Albanië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Polen en Slowakije. Ze maken onder meer melding van ‘extreme lage lonen, die ontoereikend zijn om in de basisbehoeften van de medewerkers en hun families te voorzien’ en ‘gezondheidsrisico’s als gevolg van het werken met giftige stoffen’. Den Hartog: “Retailers beseften toen: wat weet ik nou eigenlijk van de schoenen die ik verkoop?”
Eerlijker ondernemen
Het Franse sneakermerk Veja (Portugees voor: ‘Kijk’) laat zien dat het anders kan. Veja heeft zicht op elk onderdeel van de productieketen en bedacht voor alle aspecten een duurzame oplossing. Jeugdvrienden Sébastien Kopp en François-Ghislain Morillion richtten Veja in 2005 op. “Ze wilden een voorbeeld stellen”, zegt communicatiemanager Marine Betrancourt. “Als wij eerlijk en ecologisch kunnen ondernemen, kan iedereen het. Onze marges zijn kleiner dan die van concurrerende merken. Toch groeien we elk jaar met dubbele cijfers.” Het bedrijf heeft zicht op elk onderdeel van de productieketen en bedacht voor alle aspecten een duurzame oplossing. Van de inkoop van ruwe grondstoffen tot de productie van de sneakers. Voor een zo efficiënt mogelijk logistiek proces gebeurt dit allemaal in Brazilië, het enige land ter wereld waar alle benodigde materialen – wilde rubber, biologisch katoen en plantaardig gelooid leer – verkrijgbaar zijn.
Zo wordt het rubber voor de zolen getapt uit rubberbomen in het Amazonewoud. Toen er in de jaren ’60 een goedkopere synthetische variant op de markt kwam, stortte de markt voor natuurrubber volledig in. Voor de rubberboeren werd het aantrekkelijker om de bomen te kappen en vee te houden op het vrijgekomen land. Door hier opnieuw geld voor te bieden – een prijs die bovendien boven de marktwaarde ligt – wil Veja verdere ontbossing voorkomen. Elke kilo rubber die het merk gebruikt, red 1,2 hectare regenwoud. De schoenen worden in elkaar gezet in een Braziliaanse fabriek. Betrancourt: “Onze medewerkers werken niet meer dan veertig uur per week en zitten qua salaris ruimschoots boven het landelijke minimumloon (respectievelijk 1300 en 900 real, red.).”
Voorbeeldfunctie
Winkeliers hebben de mogelijkheid om consumenten met merken als Veja in contact te brengen en daarom een niet te onderschatten rol in het bewustwordingsproces van de consument. Smeets Loopcomfort laat zien dat er ook binnen de eigen bedrijfsvoering mogelijkheden tot verduurzaming zijn. Directeur Thijs Smeets runt een multidisciplinair kennis- en expertisecentrum voor voeten, schoenen en bewegen, met negen vestigingen in Zuid-Nederland. Maatschappelijk verantwoord ondernemen loopt als een rode draad door het bedrijf. Net als Veja hoopt ook Smeets een voorbeeldfunctie te vervullen. Hij legt uit: “Een aantal jaar geleden kregen we het predicaat Hofleverancier toegekend. Zo’n titel brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee, vind ik.”
Aantoonbaar duurzaam produceren
De ondernemer streeft naar een CO2-neutrale bedrijfsvoering. Dat doel is bijna bereikt: alleen voor de (deels gasgestookte) cv-installatie en aantal bedrijfsauto’s die op diesel rijden zoekt hij nog een alternatief. “Tot die tijd compenseren we die uitstoot door CO2-certificaten te kopen via onze partner Klaver Energie.” Het geld – zo’n €1.100,- per jaar – gaat naar duurzaamheidsprojecten rondom CO2-reductie.” Smeets’ core business is de productie van (semi)orthopedische schoenen. Het bedrijf heeft eigen werkplaatsen in Sittard en Dongen. “In onze branche wordt veel uitbesteed aan fabrieken op de Filippijnen. Mijn filosofie is echter: als je iets bij de buurman kunt krijgen, moet je het niet voor een paar dubbeltjes minder uit Azië halen.” Van elke toeleverancier wil hij de herkomst weten, en onder meer specifiek gecertificeerd hebben of het leer wordt gelooid op een manier die zo min mogelijk milieubelastend is. “Het is wel lastig concurreren met de goedkope(re) aanbieders daar. Maar omdat wij iets extra’s doen – namelijk aantoonbaar duurzaam produceren – behouden we ons bestaansrecht.”
Kracht van het getal
Smeets verkoopt ook comfort- en confectieschoenen. Aan die kant is inzage in de keten beduidend lastiger. “Ik maak het onderwerp bespreekbaar bij mijn leveranciers, maar tot nu toe blijft het bij toezeggingen. Van een bepaald schoenenmerk – ik noem geen namen, dat vind ik niet netjes – weten we dat ze in Azië produceren. Zelf waren ze erg vaag over de productieomstandigheden, maar gezien de prijsstelling vermoed ik dat er kinderhandjes aan te pas komen. Op een gegeven moment vroeg ik ze: ‘Als ik jullie nu een document geef waarin wordt verklaard dat er geen sprake is van kinderarbeid, kunnen jullie dat dan naar eer en geweten ondertekenen?’ Dat konden ze niet. Van dat merk nemen we volgend jaar afscheid.” De schoenensector is absoluut gebaat bij meer openheid, knikt Den Hartog. “Uit onderzoek van Inretail blijkt dat 48 procent van de consumenten zijn aankoop in 2030 laat afhangen van hoe transparant een bedrijf opereert. Als schoenenmerken geen openheid over hun supply chain kunnen geven, kan dat echt een dealbreaker zijn.” Ze hoopt dat meer retailers het voorbeeld van Smeets volgen en het gesprek met hun leveranciers aangaan. “Ik geloof in de kracht van het getal; hoe vaker het onderwerp bij merken wordt aangekaart, hoe groter de impact. MVO is allang geen punt van discussie meer. Het is iets wat je gewoon moet doen om de aarde leefbaar te houden.”
Beeld: Veja/Vincent Desailly
Een eerdere versie van dit artikel is als achtergrondverhaal verschenen in Schoenvisie 2018-3 (2 maart 2018).