Mannenmode-ABC deel 3: van raglanmouw tot yoke
Raglanmouw
Een mouw die vanuit het voorpand ontstaat en doorloopt zonder naden bij de schouders. Vroeger hadden veel mannenjassen raglanmouwen (zie foto)
Foto: www.cutterandtailor.com
Seersucker
Een gestreepte, licht ‘golvende’ stof waar jasjes en broeken van worden gemaakt voor in de zomer
Een seersucker jasje, foto: www.gentlemansgazette.com
Shirt jacket
Een kledingstuk dat tussen een overhemd en een jas inzit. Heeft het model van een shirt maar is uitgevoerd in een dikkere stof waardoor het warmer is. Ook wel overshirt genoemd.
Stift
Duurdere overhemden hebben knopen op stift, dat is een ‘steeltje’ dat is ontstaan omdat er nog een extra draad omheen is gedraaid. Vanzelfsprekend zitten deze knopen steviger vast en vallen ze er minder snel af.
Super 100 / S100 (of S150 etc)
Kwaliteitsaanduiding voor wol, veelal gebruikt voor jasjes en broeken. Hoe hoger het getal, des te fijner/dunner/soepeler – maar let op, ook kwetsbaarder – het materiaal.
Ton-sur-ton
Gebruik van twee of drie kleuren naast elkaar die nét iets lichter of donkerder zijn
Two-ply
Geeft aan dat de garens van een stof – meestal bij overhemden – twee keer getwijnd (getwist) zijn, waardoor de stof iets dikker is en daarom langer meegaat.
Whiskers
De kreukels die opzettelijk zijn gemaakt op de bovenbenen van een spijkerbroek.
Foto: solosso.com
Yoke
Het gedeelte vlak tussen de schouders aan de achterzijde van een overhemd. Er zijn twee soorten yokes: met een split in het midden – voor een betere pasvorm – of zonder.